
Kunstmin vroeg mediakunstenaar Arno Coenen of hij een videoprojectie zou willen maken die aan de buitenkant van het gebouw, op de toneeltoren van de Schouwburg, vertoond zou kunnen worden.
Het gebouw van de Schouwburg bestaat uit bouwdelen uit de 19de, 20ste en 21ste -eeuw. We hebben het dan achtereenvolgens over de voorgevel, de Grote Zaal en de toneeltoren. Arno Coenen voegt met D-Light met nieuwe media en communicatiemiddelen uit de 21e eeuw weer iets toe aan dit gebouw.
Normaal gesproken bruisen de gebouwen van Kunstmin met publiek, artiesten, spelers en dansers, voorstellingen en muziek, theater en kunsten in allerlei vormen. Rauw, herkenbaar, swingend, grappig, onderzoekend.
We zijn gemaakt om met elkaar samen te leven en ook samen kunst en cultuur te maken en te beleven. Nu het hier binnen stil is wil Kunstmin graag de energie die daar binnen normaal gesproken voelbaar is aan de buitenkant zichtbaar laten zijn. Kunstmin wil altijd en juist in deze tijd van sluiting kunst een podium bieden.
Arno Coenen woont in Dordrecht en maakt divers werk: van videokunst en 3D-animatie tot glasramen en mozaïek. Zijn visuals komen tot stand met de computer. Onder andere het kleurrijke plafond van de Markthal in Rotterdam is van zijn hand.
Coenen: ‘Ik maak werk voor in de openbare ruimte, dus deze opdracht paste echt heel goed bij mij wat ik maak. En Kunstmin vind ik een schitterend gebouw. Dat komt er dan nog bij. Echt, met deze opdracht kwam een droom uit.’
‘Ook het Kunstmin interieur van architect Sybold van Ravesteyn vind ik prachtig. Noem mij gerust een fan van zijn werk. Als je dan kunstwerk kunt gaan maken voor een gebouw waaraan hij gewerkt heeft, ja, dat is een grote eer.’
Coenen woont in Dordrecht. ‘Bijna drie jaar woon ik nu in Dordrecht, met de liefde van mijn leven, zij is een Dordtse. En ik houd zeer van deze mooie stad. De pandemie is voor mij als kunstenaar een goede periode. Een beetje afzondering werkt juist wel goed. Goede ideeën komen als je langere tijd op jezelf bent.’
‘Weet je, Sybold van Ravesteyn was een eigenzinnig en vooruitstrevend architect. Hij volgde de neo-barokke stijl, en dat was niet de stijl die aan het begin van de vorige eeuw volop in de mode was: de Nieuwe Zakelijkheid. Van Ravesteyn maakte graag gebruik van sierlijke lijnen en hield van een frivole bouwstijl. Lijnrecht dus op het strakke en de rechte lijnen van de Nieuwe Zakelijkheid. Een rebel. Dat bewonder ik in van Ravesteyn. Ik herken dat rebelse ook bij mezelf.’
‘Ik wil graag zoveel mogelijk mensen met mijn werk aanspreken. Daar streef ik naar. Mijn taal is de taal van beelden en de techniek daarachter vind ik interessant. Je kunt het bekijken zonder dat je voorkennis nodig hebt. Ik ben VJ geweest en heb in stadions gestaan met 14.000 gabbers en ook ik trad veel op met een Berlijnse band als VJ. Ik voel me thuis op die plek voor een groot publiek. Mijn werk op een sokkel bovenop de televisie of in een galerie? Nee, dat past niet bij mij.’
Coenen volgde de Kunstacademie in Groningen. Hij ontdekte dat hij kunst over het algemeen behoorlijk saai vond. Saaier dan hij had verwacht. ‘Via mijn werk als VJ op grote schermen vond ik mijn eigen weg. Zo begon ik kunst te maken in de openbare ruimte voor een groot publiek.’
‘Net zo goed als goede gezondheidszorg onmisbaar is, hebben we kunst heel hard nodig. En trouwens, kunst kom je op zoveel manieren tegen. Denk maar aan Netflix. Daar zie je heel veel kunstzinnige uitingen. Allemaal het werk van acteurs, muzikanten, scenarioschrijvers, cameramensen.’
‘We kunnen dus niet zonder de verpleegkundige maar ook niet zonder de performer. Kunst is ook een medicijn, een oppepper, een mentale bruistablet, zeg maar. Ook je mentale gezondheid is zo belangrijk.’
‘Ik hoop dat iedereen veel plezier beleeft aan dit werk. Dus kom kijken. En ik hoop dat je ervan geniet.’
Mediakunstenaar Arno Coenen studeerde in 1997 af aan Academie Minerva in Groningen. Een jaar later behaalde hij ook een MFA in computergrafiek bij Media-GN, Groningen.
Zoals veel kunstenaars uit de vorige eeuwen opdrachten uitvoerden voor openbare ruimtes, zo werkt ook Coenen vaak in opdracht aan projecten in de publieke ruimtes. Net als vroeger, ook vaak ingebed in een architecturaal kader, spectaculair, decoratief en overdadig.
In zijn eclectische werk (soms zelfs complete gesamtkunstwerken) maakt Arno Coenen krachtige koppelingen tussen ‘high culture’ en ‘low culture’, tussen ‘street art’ en de canon van de kunstgeschiedenis. Het ‘decoratieve’ en het ‘populaire’ zijn in zijn werk belangrijke stijlmiddelen. Door de integratie van verschillende stijlmiddelen spreken de laagdrempelige, overdadige kunstwerken zowel een breed als jong publiek aan.
Hij heeft een reputatie opgebouwd met monumentale kunstwerken in de openbare ruimte, waarin hij oude ambachten, zoals glasmozaïek, mengt met hedendaagse computer graphics.
Internationale bekendheid kreeg hij met zijn bijdrage aan De Markthal in Rotterdam van MVRDV Architects, het grootschalige, kleurrijke plafond dat op de covers belandde van zowel het Architectuur in Nederland Jaarboek en het Dutch Design Jaarboek. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de Beurspassage in Amsterdam en eindigde daarmee in de top 3 van het Jaaroverzicht architectuur van NRC Handelsblad. Zijn tegeltableau Oud-West, Thuis Best werd opgenomen in de collectie van het Rijksmuseum en in de publicatie De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen. Zijn met de computer gegenereerde videoanimaties zijn opgenomen in belangrijke collecties van mediakunst, onder meer die van Centre Pompidou in Parijs.